Vaktermen

Afbladderen / Blaasvorming
Afbladderen en blaasvorming van de verf worden veroorzaakt door werking van de ondergrond; de grondlaag of de drager. Vocht is de grootste veroorzaker wel of niet in combinatie met een grote temperatuur wisseling.

Beeldverstoring / Creperen
Veranderingen aan het schilderijoppervlak kunnen de eenheid in het beeld verstoren zoals het ontstaan van craquelé.

Bedoeken / Doubleren
Aanbrengen van een steundoek aan de achterzijde, met kleefstof, bij een verzwakt schilderij.

Brandschade
Rook en roetvorming kunnen bij een schilderij de vernislaag volkomen uitdrogen en bij hitte verfblazen veroorzaken. Bluswater geeft bij roetaanslag een chemische reactie waardoor de verflaag wordt aangevreten.

Conservering
Conserveren is het nemen van maatregelen die nodig zijn voor het behoud van een schilderij.
Er zijn twee methoden van conservering;
1- Actieve conservering waarbij kleine ingrepen aan een schilderij worden gedaan.
2- Passieve conservering, daarbij wordt gekeken naar de leefomstandigheden van een schilderij.

Craquelé
Craquelé zijn kleine barstjes en scheurtjes in de verflaag en vernislaag van een schilderij. Afhankelijk van de mate en soort craquelé kan er beeldverstoring ontstaan.

Drager
Het materiaal waarop een geschilderde voorstelling wordt gemaakt is een drager. De meest voorkomende materialen zijn; doek, houten panelen, karton, koper, papier.

Doorgroeien van de verflaag
Doorgroeien van de verflaag ontstaat tijdens het ouder worden van een schilderij waarbij de onderliggende verflagen zichtbaar worden.

Klimaatbeheersing
Onderdeel van passieve conservering is het controleren van het klimaat van de omgeving waarin een schilderij hangt. De omgevingstemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid in de ruimte zijn hierbij belangrijk. Een gemiddelde temperatuur van 19-20° C en een luchtvochtigheid van ± 55% zijn goede leefomstandigheden voor een schilderij.

Marouflé / marouflage
Als een schilderij geschilderd op doek te verzwakt is en het aanbrengen van een steunlinnen niet afdoende stevigheid geeft wordt het doek bevestigd op een harde drager.

Overschilderingen
Verf aangebracht in een bestaand schilderij, door een ander dan de kunstenaar zelf, in zijn geheel of gedeeltelijk met een of meerdere verflagen wordt afgedekt.

Parketteren / Parket
Aanbrengen van een lijstconstructie aan de achterzijde van een schilderij geschilderd op een houten paneel, met als doel het paneel te verstevigen om kromtrekken van het hout tegen te gaan. Een constructie van latten wordt in de nerfrichting gelijmd waarbij ingeschoven dwarslatten de beweging van het hout volgen.

Schimmel
Een vochtige omgeving is de oorzaak van schimmel aan een schilderij. Schimmel komt aan beide zijden van het schilderij voor en is herkenbaar als grauwe en waterachtige vlekken. In het verfoppervlak is schimmel zichtbaar in de vorm van kleine donkere puntjes.

Retoucheren / Retouches
Retoucheren is bij de schilderijenrestauratie het inkleuren van ontbrekende partijen in een schilderij.

Striplining of randbedoeking
Striplining is het versterken of verbreden van de omslagrand (ook spanrand) van een schildersdoek. Dit kan nodig zijn bij een instabiele of te smalle omslagrand en als deze niet meer aanwezig is.

Vernis / Vernislaag
Een vernislaag op een schilderij heeft als doel om de kleuren goed uit te laten komen en geeft bescherming tegen atmosferische invloeden.

Waterschade
Vocht heeft op schilderijen doek en paneel dezelfde uitwerking, maar de gevolgen zijn verschillend, wat tot uiting komt in de werking van de drager en de verflaag. Doek krimpt en panelen en trekken krom. De vernislaag wit uitslaan en de verf gaat bladderen. Bij brand kan bluswater de verflaag aanvreten door chemische reacties.